Preek Nieuwjaarsdag 2024

20240101 Nieuwjaar Num 6,22-27; Gal 4,4-7; Lc 2,16-21

We beginnen weer een nieuw jaar.  Hoe stappen we het binnen? Met geloof en hoop , of met angst en vrees? Voor beide is begrip op te brengen. Het voorbije jaar kende zoveel geweld en zorgen van allerlei soort en die zijn  met het nieuwe kalenderjaar niet zomaar verdwenen. Hoe gaat het verder, waar loopt het op uit?  Of durven we toch met geloof en hoop aan het nieuwe jaar beginnen en met vertrouwen stappen zetten op een weg die wij niet kennen? Voor de gelovigen, kleingelovigen en ongelovigen, voor allen heeft de liturgie van vandaag een bemoedigend woord.

Het nieuwe kalenderjaar begint met een onbeschreven blad, al vermoed ik dat er bij menigeen  al het nodige is vastgelegd. De liturgische kalender heeft vandaag geen blanco pagina. Wij vieren vandaag het hoogfeest van de moeder Gods. Dat is niet altijd zo geweest. Vóór de liturgievernieuwing stond op deze eerste dag van het jaar het feest van de naam van Jezus en zijn besnijdenis. Die zijn nu naar het tweede plan verwezen, maar het is nog  te horen in de laatste zin uit het evangelie van vandaag waar sprake is van naamgeving en besnijdenis. Die wijziging in de naam van het feest moeten we niet tegen elkaar uitspelen. Daar winnen we niets mee zoals dat ook geldt voor het huidige politieke en maatschappelijke  debat waar zwart wit denken en confrontatie aan de orde van de dag zijn. Dat levert alleen verliezers op en doet bovenal geen recht aan de complexiteit en de verwevenheid van het leven. We zijn geen individuen die op een eiland wonen, maar we zijn met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk, veel meer dan we vaak willen toegeven. Leven is maar mogelijk bij de gratie van samenleven, zowel in de diepte als in de breedte. Zonder traditie hebben we geen wortels en zijn we niet bestand tegen stormen en zonder breedte zitten we opgesloten in een  enge wereld die de brede blik mist.

Vandaag komt in de liturgie moeder en kind in beeld bij de apostel en evangelist, maar daaraan vooraf gaat de Aäronitsche zegen uit het boek Numeri. Die plechtige zegen  plaatst vandaag het leven van moeder en kind, ja ons leven, ons nieuwe jaar, onder de beschuttende en leven schenkende blik van de Heer. Driemaal hoorden wij in die plechtige formule de naam van de Heer ”de Heer zegene u, de Heer spreidde de glans van zijn gelaat, de Heer kere zijn gelaat naar u toe”.  Achter die woorden gaat  het beeld schuil van de zon. God keert zich naar ons toekeert met zijn glans en licht. God zet ons in het licht, wij baden in licht dat leven geeft, dat is zijn zegen. En mét die zegen wordt Gods naam over ons uitgeroepen en wordt zijn genade en vrede als een mantel om ons heen gelegd. Ons nieuwe jaar begint onder de hoede van Gods naam. Dat is meer dan we kunnen verhopen en verwachten. De glans van die naam kan niemand ons ontnemen, wat er ook gebeurt het komende jaar. Onder die zegen leven wij, en in die naam laat God zich kennen, niet afstandelijk of onpersoonlijk, maar als licht in onze ogen, als ziel van ons bestaan en naam boven alle namen, bij wie wij thuis mogen zijn en ons gekend mogen weten. Want zegenen is iemand in het licht stellen en in het licht gesteld worden. Je wordt gezien, je mag er zijn, daaraan verbindt God zijn naam.

 

Daarmee wordt het feest van moeder en kind, van Maria en Jezus, ons leven, op deze eerste dag van het nieuwe jaar onder de schutse van Gods eigen naam gebracht. Dat betekent evenwel niet dat alles nu zonder tegenweer zal verlopen. Het leven is zoals het is en dat is niet altijd een pad zonder doornen of obstakels. Iets daarvan  schemert door in de woorden van de apostel. Gods eigen zoon wordt uit een vrouw geboren, geboren onder de wet. Onder die paar woorden ligt een heel leven verborgen waarin we horen hoe Jezus opgroeit in de joodse traditie en zich stelt onder de wet. Geboren uit een vrouw met al de kwetsbaarheid, pijn en moeite daarmee verbonden. Geboren onder de wet, een bestaan dat te maken krijgt met regels en voorschriften die het goede beogen, maar ook grenzen trekken die soms schuren en pijn doen, misschien zelfs onbegrijpelijk of niet eerlijk lijken, om nog maar te zwijgen  van misbruik van macht en gezag. Dit kind, geboren uit Maria, zal het aan den lijve ondervinden. Maar daarmee is het verhaal niet uit, want diezelfde apostel laat ons in één adem horen dat dit kind ons van het juk van die wet zal bevrijden. Wij zijn geroepen om te delen in die oorspronkelijke zegen waarvan Numeri spreekt en de zoon van Maria zal daartoe de weg met ons en voor ons gaan. Onze last maakte hij tot de zijne, zijn trouw werd de onze om ons als kinderen Gods thuis te brengen bij de Vader.

En in het evangelie zien wij hoe het leven van Maria een voortdurend luisteren en in het hart bewaren is, maar ook een zich voegen in een traditie die woorden en gebaren heeft  als bakens op de weg. Leven doen wij niet alleen, wij leren de weg van anderen, wij leren de weg door te luisteren, wij leren de weg door te vertrouwen op de naam die ons gegeven is, een naam waarin mensen hebben uitgesproken dat je  er mag zijn, dat je geen naamloos individu bent, maar een mens om van te houden. Een naam die boven alle toevalligheid uit thuis is bij Hem die zijn licht over ons doet opgaan elke dag weer, die ons in het licht plaatst en ons langs alle kronkelpaden van het leven thuis wil brengen onder Gods grote zegen. Zo moge het zijn voor u en allen. Zalig Nieuwjaar.

Abt Thijs Ketelaars

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden