Preek 7 juli 2024

Bdhj14 2024 Ez. 2,2-5; 2Kor. 12,7-10 Mc. 6,1-6

Drie verhalen over Godsmannen vandaag. Een profeet, een apostel en Jezus zelf . En alle drie de verhalen laten ons proeven dat het bestaan van geen van die mannen een pad zonder doornen was. De boodschap van Ezechiël  kreeg geen warm onthaal. Daar hoeven we niet van op te kijken. Ezechiël stelde in naam van God kritische vragen aan Israël. Niet dat hij een criticaster was, maar soms vereist de waarheid en het welzijn van mensen een geluid dat tegendraads is. Dat was toen zo, en het is nu niet anders. Let wel, Ezechiël misgunde hen niets en was ook geen asceet die de wereld de rug toekeerde, integendeel, het ging hem om de toekomst en het welzijn van zijn volk. Wie daar geen oren voor heeft, loopt het risico de adel van zijn leven en zijn ziel te verspelen of schade toe te brengen. En daarvoor zijn wij niet geschapen. Heel de Schrift getuigt ervan dat God ons het leven geeft om elkaar tot zegen te zijn en zo God te loven en te eren. Maar diezelfde Schrift getuigt er ook van dat dit woord niet zelden aan dovenmansoren  wordt gezegd. Hoe komt dat toch?

De korte tekst van Paulus heeft in de loop der geschiedenis heel wat pennen in beweging gebracht. Wat moeten wij verstaan onder die doorn in het vlees die hem zijn leven lang plaagde? Wij weten het gewoonweg niet, maar dat is in feite ook niet zo belangrijk. Wat de aandacht verdient is hoe Paulus met die beproeving- want dat is het- is omgegaan. Hij heeft van de nood een deugd gemaakt door haar niet alleen te accepteren maar er ook van te leren dat je je nergens op moet laten voorstaan. Dat hij apostel was, dat was een vrije gave Gods en hij diende er voor te waken om niet naast zijn schoenen of sandalen te gaan lopen. Nee, profeet en apostel, je kunt het niet op je eigen conto schrijven, hoed je dus voor egotripperij en in de kijker staan. Je bent geroepen om de waarheid en het leven te dienen, dat en niets anders. Maar dat blijkt niet zo eenvoudig zoals ons dagelijks in tal van media wordt getoond. De apostel moet niet alleen zijn gemeente of parochie maar ook zichzelf onder Gods kritisch woord stellen.

En dan komen wij bij het evangelie van deze dag. Wat een verschil met het verhaal van vorige week. en dat terwijl Jezus zogezegd een thuiswedstrijd speelt. Het begint nog positief. De toehoorders blijken geraakt te zijn door Jezus’ voordracht. Maar dan verandert de sfeer. In plaats van zich te verheugen dat er iemand uit hun midden is die anders is dan de anderen en die een woord van leven spreekt zoals ze dat niet kennen, komen ze met vragen op de proppen die geen ruimte laten voor die andersheid. Hun commentaar is heel onwelwillend en kleinmenselijk. Dat moet Jezus hard hebben geraakt. Hij heeft een roeping en gaat er voor, helemaal en belangeloos en dan van die praat die hem af serveert als een die zich niets moet voorstellen, want wij weten tot welke familie die behoort en wat zijn stiel is.

Maar Jezus dient hen van repliek met een zin die tot een spreekwoord geworden is in onze eigen taal. ‘Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen vaderstad.’ Dat betekent zoveel als ‘in je eigen omgeving wordt je niet op waarde geschat. Waar wij elkaar niet met de welwillende en barmhartige blik van God bekijken en benaderen, wordt iemand niet gezien voor wie of wat hij werkelijk is. Dan wordt het leven al gauw een slagveld, laat staan dat er wonderen kunnen gebeuren. Want daarvoor is vertrouwen en geloof nodig. Een voorschot van welwillendheid en een openheid naar de verborgen binnenkant van de ander, die je nog niet ten volle kent.

Maar dat alles valt Jezus in zijn vaderstad niet ten deel. Daar denken ze hem te kennen en dat laat geen ruimte voor een andere, meer heilzame kijk. Het heeft veel weg van wat wij om ons heen zien gebeuren en misschien ook in ons eigen hart. Hoeveel ruimte is er nog In politiek en samenleving  om de ander werkelijk te leren kennen en hem of haar met de onvermoede gaven een plaats te gunnen tot welzijn van allen?  De stadgenoten van Jezus slaagden er niet in, en daarmee gooiden ze een deur naar het leven dicht. Hoe anders had Jezus het willen zien.

Maar laat ons nog even stilstaan bij een merkwaardig detail in de tekst. Jezus kwam in zijn vaderstad en dat woord horen wij twee keer in deze passage. Maar misschien is het u opgevallen dat er in het verhaal wel gesproken wordt over zijn moeder,-  hij is de zoon van Maria,-  zo hoorden we, en hij heeft broers en zussen, maar zijn vader is de grote afwezige. Er wordt zelfs niet gezegd dat hij de zoon van de timmerman is, nee, Marcus vertelt dat hij timmerman is. Ook daar geen spoor van een verwijzing naar zijn vader. Dat roept twee vragen op: allereerst, weten zij wel alles van hem zoals ze suggereren, terwijl er over een vader niet gesproken wordt. Dat is toch een essentiële figuur in een mensenleven, zelfs als hij afwezig is. Maar de tweede vraag is mogelijk belangrijker: wat wil Marcus ons zeggen door niet te spreken over zijn vader. Kent hij die niet? Het evangelie zelf suggereert een ander antwoord. Marcus laat ons in het verloop van zijn evangelie zien dat Jezus een specials band heeft met hem die hij zijn Hemelse Vader noemt. Die was de ziel en drijvende kracht van al zijn doen en laten. Maar daar hadden zij stadgenoten geen oog en oor voor en zo waren ze niet in staat hem te aanvaarden als wat en wie hij was: zoon van de Vader, wiens enige zorg is dat allen leven zullen vinden en wel in overvloed.

In zijn vaderstad vond Jezus geen geloof en dat viel hem zwaar, maar hij gaat verder op tocht en vandaag is hij in ons midden. Aan ons de kans deze zoon van de Vader te ontvangen en geloof te schenken tot opbouw van een gemeenschap waar Gods helende aanwezigheid alle ruimte krijgt. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars.

 

 

 

 

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden