Hoogfeest Benedictus 11 juli 2023

20230711 hoogfeest Benedictus Spr. 2,1-9; Kol. 3,12-17; Mt. 5,1-12a

Op 21 maart hebben wij traditiegetrouw de sterfdag van Benedictus herdacht, een feestdag met oude papieren in onze monastieke traditie. Vandaag op 11 juli staat zijn naam nogmaals op de liturgische kalender. Nu niet als vader van monniken, maar als patroon van Europa. Die titel is hem in 1947 door paus Pius XII verleend.

Die twee feesten hebben dus elk een heel eigen insteek. Als vader van monniken ligt het accent op zijn rol als stichter en regelgever van monastiek leven en als patroon van Europa zien wij hem voor ons als grondlegger van een beweging die cultuur en samenleving van ons westers continent mede hebben bepaald. Zo was het, maar wat hebben zijn leven en regel te bieden aan mensen van de 21e eeuw? Wat hebben wij monniken als erfgenamen van Benedictus aan te reiken aan onze tijdgenoten?

Die laatste vraag brengt onszelf ook in het geding. Hebben wij het ons toevertrouwde pand in een vitrine gelegd of leven wij ervan en zijn de werktuigen die Benedictus ons gegeven heeft bij ons in goede handen. Weten wij er mee om te gaan en anderen te leren hoe ze te gebruiken voor de opbouw van een nieuw, een vernieuwd Europa? Het feest van vandaag dwingt ons dus tot een gewetensonderzoek.

Benedictus beschrijft het klooster in de proloog als een ‘oefenschool voor de dienst van de Heer’[1] en in hoofdstuk 4 dat over de werktuigen om goed te handelen horen wij op het eind de term ‘werkplaats’[2] klinken. Dat zijn allebei formuleringen die ons erop attent maken, dat het klooster nog geen hemel op aarde is, maar een plek waar mensen geschoold worden. Nu weten wij allemaal dat scholing niet alleen tijd vergt, maar ook de bereidheid om je te laten scholen. Wie het altijd beter weet dan de leraar is op school niet aan het juiste adres. En mocht je al een heel pientere leerling zijn, dan valt er altijd nog te leren hoe je te voegen in een gemeenschap die ook mensen kent van een andere signatuur. Want dat is bij Benedictus het hoofddoel van het leerproces, en dat is veelal moeilijker te leren dan pen of bijtel te hanteren. Het is dan ook niet voor niets dat het in hoofdstuk 4 van de regel niet gaat om werktuigen om steen of aarde te bewerken, maar bovenal om werktuigen die ons leren te schaven, te boetseren en te slijpen aan ons innerlijk huis. ‘Werktuigen van het geestelijk ambacht’[3] noemt Benedictus ze dan ook. Want wat hem met zijn leerschool en werkplaats voor ogen staat is te bouwen aan een gemeenschap van levende stenen die in al hun verscheidenheid en soms met hun misbaksels worden samengevoegd tot een bouwwerk dat door de Geest wordt bewoond en bezield.

Liefst 74 werktuigen stelt Benedictus ons ter beschikking in hoofdstuk 4. Zijn dat er niet te veel? Wie leert die allemaal op de juiste wijze hanteren? Het zijn er zoveel omdat het complexe bouwwerk van een gemeenschap een heel grote gereedschapskist vraagt. Je hebt ze niet allemaal dagelijks nodig en sommigen zijn er, zo lijkt het, voor het grove werk, terwijl anderen voor het heel fijne werk zijn en veel tijd en oefening vragen om op de juiste wijze te worden gebruikt. Zuster Karin van Lioba vertelde ooit dat ze zich getroost voelde door het feit dat ze toch al wist om te gaan met een paar werktuigen en dan noemde ze ‘niet doodslaan’[4] en ‘geen overspel plegen’[5], dat gaf haar hoop dat ze al een beetje op weg was, maar veel andere werktuigen vroegen nog om volgehouden scholing. Sommige werktuigen moeten dagelijks uit de kist, denk maar aan de eerste twee ‘God de Heer liefhebben met geheel zijn hart , met geheel zijn ziel, met al zijn kracht’,[6] en het tweede ‘de naast liefhebben gelijk zichzelf’,[7] maar ‘doden begraven’[8]is hopelijk niet dagelijks aan de orde. Maar het werktuig zit wel in de kist zodat je je bewust bent dat het soms nodig is.

74 werktuigen reikt Benedictus ons aan, instrumenten voor een heel leven. Voor het grove en het fijne werk om de stenen van ons bestaan de juiste vorm te geven om ingepast te worden in het grote gebouw waarin God en mens thuis zijn bij elkaar. Dat bouwwerk vergt een heel leven, wij zijn er nooit mee klaar. Benedictus zegt dan ook dat wij die werktuigen dag en nacht zonder ophouden moeten hanteren [9]. Pas bij onze dood kunnen wij ze neerleggen. Nu lijkt het er misschien op dat wij nooit rust krijgen en er aan het werk nooit een einde komt. Maar zo is het niet, de werktuigen zijn hulpmiddelen, ons aangereikt om met aandacht en volharding te bouwen aan het huis van de liefde. De liefde zelf is dan ook het belangrijkste instrument. Dat woord komt diverse malen voor in hoofdstuk 4, waarbij vers 21 de kroon is: ‘niets boven de liefde van Christus stellen’.

74 werktuigen worden ons door Benedictus aangereikt om ons te oefenen in het bouwen aan het huis van de liefde, aan een gemeenschap waar uit een wonderlijke veelheid en verscheidenheid een levende gemeenschap wordt opgebouwd. Dat is niet iets van één dag, het vergt een leven, het vergt volharding en geduld, de moed om elke dag opnieuw te beginnen en ons in te zetten, gedragen door het geloof dat Christus de ontwerper en bouwheer op onze werf is.

Bidden wij dat wij elke dag opnieuw ons voegen op die werkplaats en zo de erfenis van Benedictus levend houden en het Europa van vandaag een bescheiden blauwdruk geven voor een samenleving waar stenen uit alle windstreken worden opgebouwd tot een huis waar PAX, vrede, boven de poort staat voor elk die aanklopt en een beroep op ons doet. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

 

 

 

[1] RB proloog 45

[2] RB 4,78

[3] RB 4,75

[4] RB 4,3

[5] RB 4,4

[6] RB 4,1

[7] RB 4,2

[8] RB 4,17

[9] RB 4,76

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden